(Dit is een tekst die ik eerder schreef voor een masterclass compositie aan het conservatorium van Gent)
In tegenstelling tot wat de meesten belangrijk zouden vinden in bovenstaande zin is voor mij het woord “spel” van primordiaal belang. Of het nu zou gaan om zogenaamde serieuze muziek dan wel de lichtere variant; het spel, spelen met het muzikale materiaal en het plezier, de voldoening die daarin te vinden is, komen steeds op de eerste plaats.
Net zoals bij een spel zorgen variatie, afwisseling en onvoorspelbaarheid samen met een zekere graad van herkenbaarheid voor de nodige animo. Verstoppertje wordt algauw erg vervelend wanneer alle schuilplaatsen op voorhand bekend zijn; en hoewel je een ander persoon zou kunnen aantreffen op steeds dezelfde plaats, tegen het eind van het spel is iedereen gevonden, enkel de volgorde wie waar gesnapt wordt veranderd.

Passen we deze analogie toe op muziek dan komen we op twaalf spelers en één spelleider. Gaan we tonaal te werk elimineren we gemakkelijk één derde van het spelersveld. Tevens zijn de verstop plaatsen binnen harmonieuze muziek reeds zo vaak gebruikt, en vaak op zo’n ingenieuze, vernieuwende manier door spelleiders met vaak veel meer talent tot spelen dan ons, dat we er onze weg blindelings naar vinden kunnen. Wagner zocht het spelveld te verruimen en Schönberg brak het volledig open. Zo werd de twintigste eeuw een zoektocht naar onbekende plaatsen; plaatsen die de meest ingenieuze spelleiders tot dan toe niet eens voor mogelijk gehouden zouden hebben.
Persoonlijk vind ik het zoeken belangrijker dan het vinden. Dit heeft niks te maken met deze of gene feng shui/zen filosofie maar alles met een persoonlijke drang naar “de mogelijkheid tot”. Iedere schrijver/componist bepaalt zelf hoe ver hij bij het spelen van het spel gaan wil. De keuze tussen een über-klassieke versie of een nieuwe, zelf te bepalen wie weet nog niet eens uitgevonden variant.
Vandaar mijn bewuste/onbewuste keuze voor vaak erg dissonante muziek met complexe, asymmetrische ritmische pulsen en accenten. Het “spel” wordt interessanter, de mogelijkheden diverser. En gewoon vaak omdat ik dissonanten mooier klinken vind dan consonanten. Het gaat immers nog steeds om een esthetische beleving voor mij, wat die ook inhouden mag.
Uiteraard komt met een groter aantal mogelijkheden eveneens de verantwoordelijkheid om op een compositorisch verantwoorde manier met het materiaal om te gaan. Men kan niet zomaar een duizendtal noten at random door elkaar op een blad papier droppen en verwachten dat daar meteen een gestructureerd gegeven uit tevoorschijn komt. Deze vaststelling doet er uiteraard enkel toe indien structuur iets is wat je aan muziek meegeven wilt. Bedenk evenwel dat zelf de meest aleatorische muziek een framework zal volgen, dit kan zich extra-muzikaal bevinden maar zal er steeds zijn. Zonder structuur immers krijg je geen muziek maar enkel geluid, wat overigens evenzeer een streven zijn kan.
Geef een reactie