Winterslaap

Er zou sneeuw moeten vallen.
De sneeuw valt al even niet.
’t Is tussen regendruppels door dat je zal moeten dansen;
ik weet dat je sneeuwballen gooien wou:
de winter doet al even niet meer wat ie moet.

Wat hetzelfde bleef zijn grijze dagen.
Loodzwaar drukkend verschuilt het blauw zich achter wolken.
Hoog erboven, ergens, schijnt de maan;
ze laat zich het grijze welgevallen:
wat kan haar het schelen wie haar al dan niet ziet staan?

Beneden, ver eronder, liggen bladeren.
Nog maar net en nat en veel te laat gevallen.
Ze sterven langzaam weg maar voor ze helemaal uitdoven;
verschuilen alles wat niet groot of snel of sterk is:
dekken alles zachtjes toe en helpen aan het oog onttrekken.

Maar ’t is nog zo lang vooraleer alles weer zal ontwaken.
Maanden vooraleer de zon de wolken weg zal jagen.
En tussendoor grijs en grauw en zorgen en amper morgen;
morgen lijkt vandaag amper te bestaan,
gisteren gaat geruisloos over in de volgende.

Misschien moet ook ik me wel te slapen leggen.
Het werd me recent nog warm aangeraden.
Gewoon de koude en donkerte achterlaten;
tot de lente alles nieuw leven in zal blazen:
zo beschouwd zou het al bij al misschien dan nog wel mee kunnen vallen.

Ergens in ons dierlijk brein zit vast wel nog zo’n schakelaar.
Simpel: knopje om, ogen dicht en gewoon de temperatuur verlagen.
En enkel wanneer het warmer wordt en ze licht laat schijnen door de wolken;
enkel dan, geen seconde eerder, na de kus voor’t slapen gaan:
tijd om op te staan.

Plaats een reactie

Site gemaakt door WordPress.com.

Omhoog ↑