Hoe lastig het blijkbaar is om je gewoon te gedragen. Gisteren kwam voor de zoveelste keer dit jaar een groep vrouwen naar buiten met een – meer dan waarschijnlijk – gerechtvaardigde aanklacht richting mannelijk machtsbastion. Dat het deze maal een gerenommeerd kunstenaar en zijn compagnie betreft doet geheel niets ter zake.

Uiteraard heeft niemand iets gedaan (dat hebben ze nooit), en stond het iedereen vrij te gaan en staan waar ie wou. Alleen klinkt dat, zeker in de wereld der kunsten, best wrang. Die wereld is namelijk – zeker, maar lang niet alleen, in het onze Vlaanderen – erg klein. Een waarlijk ons kent ons. Old boys netwerken, vriendjespolitiek en het veelal doorspelen van opdrachten aan wie men kent eerder dan wie het objectief gezien misschien meer verdiend.
Gezien het uitermate kleine speelveld is het adagium “je kan gaan en staan waar je wilt” praktisch onhaalbaar. Eens verbrand (zeker bij een grote naam), fine de carrière. Ondankbaar en oneerlijk maar daarom niet minder realiteit. De al dan niet gepercipieerde noodzaak tot het uiterste te moeten gaan zit er bij velen – veel te vaak uit pure noodzaak – radicaal ingebakken. De nemers der beslissingen – regisseurs, directeurs, dirigenten, managers, casting, … – weten dit ook. Het zet de uitvoerder quasi steeds in een erg precaire positie. Het beste van jezelf geven durft dan al wel eens al te letterlijk genomen te worden.
Dat selectieprocedures soms erg hard kunnen zijn is, gezien het overaanbod van uitvoerders, niet meer dan normaal. De kunsten streven naar excellentie en dienen dit ook te blijven doen. Idealiter wordt de beste voor de voorhanden zijnde rol gekozen. Een eerste violist moet kunnen spelen, of het dan een zij, hij, onzijdig, mooi lelijk, dik, dun, zwart, wit, blauw, roze, hetero, LGBT, Klingon,… betreft zou hoegenaamd niet te zake moeten doen.
Ik ben niet naïef, dat doet het dus heus wel. Bij dansers is een perfecte fysiek gewoonweg noodzaak. Bij de desbetreffende regisseur geldt dit in overtreffende trap. Maar ook bij andere kunstvormen is een knap lijf meestal aangenamer om naar te kijken en verkoopt een mooi gezicht beter, het maakt niet uit hoe loftig de principes. Maar mooie gezichten en knappe lijven – hoe uitnodigend ook – geven geen toegang tot het misbruiken er van. Dat dus, zou vanzelfsprekend moeten zijn. En indien het dit niet is, of je je er niets bij voor kan stellen, dan willen de woorden van Jim Jeffries al wel eens duidelijkheid verschaffen: “just don’t be a cunt!“
Wanneer kunstenaars zich kwetsbaar opstellen op een podium ten einde de kunst te dienen zouden ze op zijn minst op de bescherming en steun van hun regisseur, manager, directeur,… moeten kunnen genieten. Dat net die relatie, die voor een veilige omgeving zou moeten zorgen, net het tegenovergestelde doet is dan ook onaanvaardbaar. Het zou diegenen die er zich – wie weet zelfs onbewust – schuldig aan hebben gemaakt sieren op zijn minst dit te erkennen. Het is enkel jammer dat gestreelde ego’s zelden zo werken.
Geef een reactie