Blazen maar

Niet alles is steeds wat het lijkt. Zo ben ik momenteel onder andere muziek aan het schrijven voor een, voor mij, tot enkele maanden geleden volkomen onbekend instrument. Een vriend bleek het te spelen. I never knew.

Het betreft de birbynė, een volksinstrument uit Litouwen. Alleszins, zo ziet Birbyne_front_backhet er toch uit. Enkel riet, uit hout gemaakt, niet (of amper) van kleppen voorzien, conisch en aan het uiteinde, ter betere projectie van de klank veronderstel ik, een halve runderhoorn. Het geheel ziet er waarlijk pastoraal uit.

Nu mag ik bekennen dat ik niet meteen een groot volksmuziekkenner of liefhebber ben. Een eeuwige bourdon, krijsende doedelzakken en net niet juist geïntoneerde violen doen mijn hart dan misschien wel sneller slaan, dat doet op het allerlaatste moment van voor een aanrazende trein springen ook; na het treinspringen volgt ten minste opluchting. Waarom in vredesnaam dan muziek voor een volksinstrument schrijven?

Welnu, vooreerst, foei dat u me zo kortzichtig denkt. Geen manieren.

Ten tweede, een volksinstrument hoeft ook helemaal geen volksmuziek te spelen. Een viool kan, gelukkig maar, ook wel wat anders dan enkel jigs af te riedelen; een natuurhoorn dient niet enkel om meutes schuimbekkende honden op de een of andere nietsvermoedende vos af te sturen. Zolang het noten zijn moet dat dus wel lukken.

Ten derde is het instrument in kwestie helemaal geen eeuwenoud muzikaal relikwie maar een midden 20ste-eeuwse reconstructie van een eeuwenoud – tijdens het begin van diezelfde 20ste eeuw quasi totaal vergeten – muzikaal relikwie; maar dat doet hier verder helemaal niets ter zake. Het ziet er nu enkel nog wat volksig uit. Waarom de bouwer hiervoor opteerde? Misplaatste nostalgie? Een voorliefde voor hoorns? Joost heeft het me niet willen zeggen, voor het zelfde geld had de man juist wel iets met volksmuziek.

871188dd9d7fb058486950db4a8f154fEn tot slot, en meest belangrijk, het ding klinkt gewoon behoorlijk lekker. Een soort kruising tussen een klarinet en een hobo. Afhankelijk van de kunde van wie het bespeelt kan er zelfs vlotjes tussen de twee registers worden gewisseld.

Schrijven voor een nieuw, onbekend instrument is steeds een beetje zoeken. Uit de “comfort zone” stappen zo u wilt. Opzoeken wat het beestje kan, hoe er op gespeeld wordt, wat de standaardwerken zijn die er voor geschreven zijn en dat dan ook even bestuderen, waarna de hele zwik vrolijk aan de kant geschoven wordt en je er finaal toch je eigen zin mee doet. Botst het niet dan…

Want hoewel niet alles steeds is wat het lijkt wordt – zo leert mijn research me – het kleinood toch vooral, en bijna uitsluitend, voor volksmuziek gebruikt. Een (zo goed als) gloednieuw instrument, vers van de net opnieuw ontdekte pers en meteen veroordeeld tot één enkele archaïsche stijl; scha!

Daarom: time for something completely different. Wat ik schrijf zal zo goed als zeker geen volksmuziek worden. Neen, eerder 20ste-eeuwse, wat zeg ik, 21ste-eeuwse muziek zelfs. De uitvoerders ervan zullen dat per slot van rekening ook wellicht zijn. Kwestie dat het stuk er wat uit springt, dat kan de kansen gespeeld te worden niet al te veel schaden denk ik dan; het feit dat die vriend er om gevraagd heeft wellicht ook niet. Je moet het jezelf natuurlijk ook niet nodeloos moeilijk maken.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Site gemaakt door WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: